Het vijfde peloton krijgt die dag een heel andere missie. Omdat de Belgische Brigade vanuit Honfleur oprukt naar de Risle zou de brug over die rivier bij Foulbec wel eens van pas kunnen komen.
Ze bevinden zich in de staart van de colonne wanneer ze zich in Toutainville in de richting van Foulbec draaien. Door de dichte mist in de vallei kunnen ze de linkeroever volgen zonder gezien te worden door de vijand op de rechteroever.
Ingang van Foulbec, komende van Toutainville.
De scout-car Furet rijdt op kop van het peloton het kruispunt van het dorp op, aan het begin van de weg die naar de brug leidt. Er weerklinken twee vuurstoten. Leleu heeft op goed geluk, terwijl de Bren op zijn knieën rust, een Duitse Feldwebel in het midden van de straat neergeschoten.
Kruispunt van Foulbec (groene stip op het kaartje). Op deze plaats werd de Duitser neergeschoten terwijl enige tijd later de Bren-carriers van de 3e Belgische Compagnie uit tegenovergestelde richting kwamen.
Hij rijdt verder naar de brug terwijl de rest het kruipunt bezet houdt. Op dat moment gaat de brug met een enorme steekvlam de lucht in. Door de onopgemerkte opmars van de Belgen zijn er nog Duitse soldaten op de linkeroever achtergebleven. Ze worden verzameld door de Winklers, die ook een verkenning naar de brug uitvoeren. Ze ligt echter stevig onder vuur en is niet te benaderen.
Brug over de Risle bij Foulbec (groene pijl op het kaartje).
Het peloton krijgt opdracht het kruispunt bezet te houden en de vijandelijke bewegingen te rapporteren. Terwijl de zon doorbreekt begint de mist langzaam op te trekken. Even later horen ze een collonne naderen. Tot hun grote verbazing (en die van hun 'tegenstanders') is het een Bren-carrier van de 3e Gemotoriseerde Eenheid. Zij hebben opdracht de brug bij Foulbec in te nemen...!
Overzichtje vanop het hoogste punt van Foulbec. Rechts achter de bomen liggen dorpje en brug. De lichte mist geeft een indruk hoe de andere rivieroever kan verborgen liggen bij dichte mist.
Daar hebben de Duitsers op gewacht om het vuur te openen. Het kruispunt staat intussen vol met voertuigen. Er beginnen overal mortiergranaten neer te komen.
Over de beschieting van Foulbec schreef Guy Weber het volgende:
De 3de Compagnie rijdt de parachutisten voorbij die verborgen liggen in het kreupelhout. De rode mutsen zijn erg goed gecamoufleerd en liggen goed verspreid, zoals bij oefeningen, maar hun gezichten zijn ten zeerste verbaasd die ‘amateurs’ te zien die wij waren en die dachten ongestraft naar de Risle af te kunnen dalen.
De Moffen hebben ongetwijfeld plezier in het spektakel. Zij kunnen ons immers reeds zien, sinds wij het dorp Conteville verlaten hebben. Als echte sadisten wachten zij geduldig met vuren om zoveel mogelijk soldaten in hun schootsveld te krijgen. Wij gaan maar verder over deze ‘Killing Ground’ (slachtakker). Op het ogenblik dat sergeant Deplancke op het kruispunt aankomt, dicht bij de brug, laten de Duitsers de hel losbarsten. Een cocktail van projectielen, 88mm, bommen, mortiergeschut van allerlei kaliber, Franse 75mm’s, valt uit de lucht. Overal rondslingerende schrapnels, die dood en vernieling zaaien. Het 3e peloton vlucht in de sloot naast de weg. De carriers van het 6e peloton, die rondcirkelen in een weide, ontdoen zich van hun manschappen die dekking zoeken achter de pantsering van de rupswagens.
Onder de ogen van Pouppaert, treft een 88 een carrier. Het projectiel treft de carrier vooraan, juist aan de haak waar de trekband bevestigd moet worden. De granaat gaat er doorheen als een mes door boter. Een hels kabaal en gebulder. Een scherpe zwavelgeur verspreidt zich. Die geur droogt de kelen uit die reeds toegeknepen waren van de schrik…
Men hoort roepen: “Brancardiers!”. Een carrier rijdt over de weg naar achteren. Een been, besmeurd met bloed. Raymond Kesteloot, adjunct van Van Cauwelaert, is zoeven in de voet getroffen door een schrapnel. Aangezien hij niet op zijn been kan staan, heeft men hem achteruit in de carrier gestopt, de voeten in de lucht. Wij waren ervan overtuigd dat hij zijn rekening reeds gekregen had. Dat gebeuren verklaart waarom heden ten dage een Belgisch generaal, hoofd van ‘de diensten’, maar negen tenen heeft.
Louis Nowé, onverstoorbaar met zijn handen in zijn zakken, zoals altijd, komt langs de weg aangewandeld. Zijn compagnie is omgevormd tot aardwormen, die krampachtig bescherming trachten te zoeken in sloten of… onder de grond. En hij? Zulks moet hem ongetwijfeld herinnerd hebben aan het trommelvuur aan de IJzer in zijn jeugdjaren.
“Wat doe jij daar, menneke? Plaats vlug een Bren in schiettoestand!” zegt hij, tegen een schoen stampend van een cadet die boven de pantsering van een carrier uitsteekt. Daarna, alsof men hem had kunnen horen, roept Nowé: “Rookbommen!”.
Rik Paternotte springt op de motorfiets van Bellemans om het komen en gaan te regelen van jeepbrancards en ziekenwagens. Armand Delhasse zorgt met twee mortieren voor het reddende rookgordijn. De ‘Leeuw’ komt aangereden in zijn Scout-car en schreeuwt in zijn microfoon: “Vooruit… Vooruit!!!” Maar dat ruikt naar de dood… Hoe vooruit? Er is geen brug meer over de Risle. We moeten uit het zicht van de vijand komen. We moeten terug.
De Engelse parachutisten lossen ons af om ons de gelegenheid te geven ons te reorganiseren. Wij hebben twee uur op die asfalt geslapen, uitgeput, de zenuwen ten top gedreven, ons zelfs niet bewust van het feit dat een Amerikaans vliegtuig ons onder vuur nam. De idioot…!
*
In de hel van Foulbec is de Brigade niet ten onder gegaan. In het 3de peloton, onder bevel van Leo Van Caulewaert, kreeg Gaston Servais, de ontembare uit de Oostkantons, een granaatscherf in zijn linkerknie. Hij lag samen met zijn luitenant en de kleine Badts in een sloot. Maar Francis Mouchet had besloten hem naar een ziekenwagen te brengen, daar op het kruispunt.
Algemene verwarring… Bren carriers en jeeps rijden in het rond om aan het moordend geschut te ontsnappen. In die wanorde verschijnt plotseling Jean Piron. Hij staat recht in zijn Scout-car, een prachtig voorbeeld van moed. Hij probeert de paniek de kop in te drukken en weer orde te brengen in de colonne.
Hij roept Georges Darimont die schrijlings op een motorfiets het konvooi ‘supplies’ (bevoorrading) begeleidt. Het middagmaal is op weg…
“Wat doet u daar met uw colonne, Darimont? Keer terug naar achteren, het is veel te gevaarlijk hier!”
Georges heeft nooit een prijs gekregen voor blinde gehoorzaamheid en antwoordt de ‘Leeuw’: “Als het zo gevaarlijk was, kolonel, dan droeg u uw helm in plaats van uw muts!”.
Ja, hoevelen onder ons droegen toen hun helm? Het meest belangrijke instrument van een soldaat zijn uitrusting… in het verwarrend vuurgevecht te Foulbec zocht iedereen naar zijn helm en spade.
Tijdens de beschieting wordt Francis Mouchet dodelijk getroffen. Hij wordt begraven in Conteville, waar hij tot op vandaag rust. Voor een bezoek aan zijn graf maken we, zoals voor elke gesneuvelde van de Brigade in Normandië, steeds een omweg.
Graf van Francis Mouchet in Conteville.
Voor haar aandeel in de bevrijding van het dorp, kreeg de Brigade een straat naar zich genoemd.
Om deze dag af te sluiten, nog een foto genomen vanop de 'Duitse' kant van de Risle, in de heuvels achter de brug bij Foulbec. Duidelijk is hier hoe de Duitsers een perfect zicht hadden op de naderende Belgen die vanuit Honfleur kwamen. De pijlers van de Pont de Normandie zijn bvb zeer duidelijk zichtbaar, en dat is toch wel zo'n 10 kilometer verderop.