De Pauselijke Zoeaven 1860-1870
Geplaatst: 05 okt 2011 14:44
De Pauselijke Zoeaven 1860-1870
De Pauselijke Staten, die na 1815 opnieuw waren opgericht, konden zich moeilijk handhaven tegenover het opkomende Italiaans nationalisme. Toen de PIUS IX de eerste maal verjaagd werd kon hij zijn wereldlijke macht pas herstellen dank zij de tussenkomst van de Fransen. Na de wapenstilstand van Villafranco in 1859 sloot Keizer Napoleon III de ogen toen Piëmont de Pauselijke Staat Romagna aanhechtte. Het was nochtans deze Franse keizer die zich als verdediger van de Heilige Stoel had opgewerkt en de Paus begreep dat hij er alleen voor stond. Aan het hoofd van het Vatikaan stelde hij een vurig prelaat aan, de Belg Xavier de MERODE, die tevens de Pauselijke legers zou reorganiseren. Voor zijn christelijke roeping deed de Merode dienst als officier in het Belgische eliteregiment (latere Grenadiers) en volgde een zekere tijd de Franse troepen in Algerije (1844-1845). Deze reorganisatie deed de Paus twee belangrijke maatregelen treffen. Ten eerste stelde hij de Franse Generaal LAMORICIÈRE (deze kende de MERODE uit Algerije) als bevelhebber van de Pauselijke legers aan, en ten tweede besloot hij tezamen met hem om een keurkorps op te richten bestaande uit Franse en Belgische vrijwilligers. Over gans de katholieke wereld werd een oproep gedaan om de Heilige Stoel te helpen verdedigen.
Vanaf april 1860 waren wervingscomités actief in België en reeds op 20 mei 1860 werd in Rome de eerste zogenaamde Frans-Belgische Tiralleurscompagnie opgericht. Op 1 juni van datzelfde jaar groeide dit reeds uit tot een bataljon dat onder leiding stond van de Franse Luitenant-Kolonel de BECDELIÈVRE..
Op 11 september 1860 vielen de Piëmontezen de Pauselijke staten binnen. De Franse en de Belgische versterkingen ten spijt werd het kleine Pauselijk leger zeven dagen later verslagen bij Castelfidardo, nabij Anconda, verslagen. De Franse troepen die zich te Rome bevonden verlieten deze stad niet. Door deze nederlaag verloor PIUS IX Cambrië en Marches, zodat slechts Latium hem reste.
Het uniform dat dankzij de Franse elementen, en vooral door zijn chef, vertoonde veel gelijkenis met dat van de Franse “Zouave” en al spoedig werd dit de bijnaam van de Frans-Belgische Tiralleursbataljon. Op 1 januari 1861 werd Pauselijke Zoeven de officiële benaming van het bataljon. Vanaf die datum opende het ook zijn deuren voor vrijwilligers van andere nationaliteiten. Van 1861 tot 1866 was het bataljon Zoeaven in de weer met het verjagen van GARIBALDIS troepen of met het de kop indrukken van binnenlandse onlusten. Eind 1866 werden de Franse bezettingstroepen uit Rome weggetrokken wat onmiddellijk het aantal Italiaanse aanvallen deed stijgen.
Op 1 januari 1867 werd het bataljon een regiment en werd de leiding toevertrouwd aan de Zwitserse Kolonel ALLET.
De Zoeaven onderscheiden zich op 13 oktober 1867 tegen GARIBALDI te Monte Libretti en twee weken later te Monte Rotanda. Dit kon echter niet beletten dat de toestand zodanig verslechterde dat de Fransen genoodzaakt waren om terug troepen te sturen, deze landen eind oktober te Civita-Vecchia. De Franse legers en de Zouaven versloegen GARIBALDI op 5 november 1867 te Mentona, wat de situatie zou doen stabiliseren tot in 1870.
Op 5 augustus 1870 riep Frankrijk, dat net de oorlog had verklaard aan Pruisen, zijn troepen terug. Toen na de val van Sedan op 1 september 1870 het Franse Tweede Keizerrijk ineenstortte, had Italië niets meer te vrezen van het Franse leger en besloot om op 9 september massaal de Pauselijke staten binnen te vallen. De val van Rome (20 september 1870) kon door de overrompelde Pauselijke troepen niet meer vermeden worden. Desondanks vochten de Zoeaven met een ware heldenmoed, zoals de compagnie die onder leiding stond van de Belgische Kapitein de RÉSIMONT de BEMPT. Deze hield op 13 september een volledige Italiaanse divisie gedurende vijf uur in bedwang.
Op 21 september 1870 werd het Pauselijk leger ontbonden en zijn soldaten huiswaarts gestuurd.
Tussen 1860 en 1870 melden zich ongeveer 10.000 vrijwilligers (3.181 Nederlanders, 2964 Fransen en 1.634 Belgen). Bij de Belgen (voornamelijk Vlamingen) worden de verliezen geschat op ongeveer 120 man, een twintigtal tijdens de gevechten en de rest door ziekte of ongeval.
Het Dendermondse weekblad “De Onpartijdige” van 8 maart 1868, n°2309, vermelde volgend feit:
“Het komiteit der pauselyke werken, heeft uit Rome verscheidene voorwerpen ontvangen, aen vlaemsche zouaven toebehoord hebbende, die voor de zaak van Pius IX roemryk zyn gesneuveld. MM de graef de Villermont, hertog van Ursel, graef van Bergeyck en Jos. De Hemptinne, hebben aen M. den generaal baron d’Erp en aen den graef d’Alcantara verscheidene dezer voorwerpen ter hand gesteld van Walran d’Erp en Carlos d’Alcantara. De kogel, die den dood van dezen laetste heeft veroorzaekt, is in een juweeldoosken gesloten. Men begrypt de aendoening der familiën, toen zy deze kostelyke overblyfsels ontvingen.”
Ondanks zijn naam, was deze krant wel uiterst katholiek gericht.
De Pauselijke Staten, die na 1815 opnieuw waren opgericht, konden zich moeilijk handhaven tegenover het opkomende Italiaans nationalisme. Toen de PIUS IX de eerste maal verjaagd werd kon hij zijn wereldlijke macht pas herstellen dank zij de tussenkomst van de Fransen. Na de wapenstilstand van Villafranco in 1859 sloot Keizer Napoleon III de ogen toen Piëmont de Pauselijke Staat Romagna aanhechtte. Het was nochtans deze Franse keizer die zich als verdediger van de Heilige Stoel had opgewerkt en de Paus begreep dat hij er alleen voor stond. Aan het hoofd van het Vatikaan stelde hij een vurig prelaat aan, de Belg Xavier de MERODE, die tevens de Pauselijke legers zou reorganiseren. Voor zijn christelijke roeping deed de Merode dienst als officier in het Belgische eliteregiment (latere Grenadiers) en volgde een zekere tijd de Franse troepen in Algerije (1844-1845). Deze reorganisatie deed de Paus twee belangrijke maatregelen treffen. Ten eerste stelde hij de Franse Generaal LAMORICIÈRE (deze kende de MERODE uit Algerije) als bevelhebber van de Pauselijke legers aan, en ten tweede besloot hij tezamen met hem om een keurkorps op te richten bestaande uit Franse en Belgische vrijwilligers. Over gans de katholieke wereld werd een oproep gedaan om de Heilige Stoel te helpen verdedigen.
Vanaf april 1860 waren wervingscomités actief in België en reeds op 20 mei 1860 werd in Rome de eerste zogenaamde Frans-Belgische Tiralleurscompagnie opgericht. Op 1 juni van datzelfde jaar groeide dit reeds uit tot een bataljon dat onder leiding stond van de Franse Luitenant-Kolonel de BECDELIÈVRE..
Op 11 september 1860 vielen de Piëmontezen de Pauselijke staten binnen. De Franse en de Belgische versterkingen ten spijt werd het kleine Pauselijk leger zeven dagen later verslagen bij Castelfidardo, nabij Anconda, verslagen. De Franse troepen die zich te Rome bevonden verlieten deze stad niet. Door deze nederlaag verloor PIUS IX Cambrië en Marches, zodat slechts Latium hem reste.
Het uniform dat dankzij de Franse elementen, en vooral door zijn chef, vertoonde veel gelijkenis met dat van de Franse “Zouave” en al spoedig werd dit de bijnaam van de Frans-Belgische Tiralleursbataljon. Op 1 januari 1861 werd Pauselijke Zoeven de officiële benaming van het bataljon. Vanaf die datum opende het ook zijn deuren voor vrijwilligers van andere nationaliteiten. Van 1861 tot 1866 was het bataljon Zoeaven in de weer met het verjagen van GARIBALDIS troepen of met het de kop indrukken van binnenlandse onlusten. Eind 1866 werden de Franse bezettingstroepen uit Rome weggetrokken wat onmiddellijk het aantal Italiaanse aanvallen deed stijgen.
Op 1 januari 1867 werd het bataljon een regiment en werd de leiding toevertrouwd aan de Zwitserse Kolonel ALLET.
De Zoeaven onderscheiden zich op 13 oktober 1867 tegen GARIBALDI te Monte Libretti en twee weken later te Monte Rotanda. Dit kon echter niet beletten dat de toestand zodanig verslechterde dat de Fransen genoodzaakt waren om terug troepen te sturen, deze landen eind oktober te Civita-Vecchia. De Franse legers en de Zouaven versloegen GARIBALDI op 5 november 1867 te Mentona, wat de situatie zou doen stabiliseren tot in 1870.
Op 5 augustus 1870 riep Frankrijk, dat net de oorlog had verklaard aan Pruisen, zijn troepen terug. Toen na de val van Sedan op 1 september 1870 het Franse Tweede Keizerrijk ineenstortte, had Italië niets meer te vrezen van het Franse leger en besloot om op 9 september massaal de Pauselijke staten binnen te vallen. De val van Rome (20 september 1870) kon door de overrompelde Pauselijke troepen niet meer vermeden worden. Desondanks vochten de Zoeaven met een ware heldenmoed, zoals de compagnie die onder leiding stond van de Belgische Kapitein de RÉSIMONT de BEMPT. Deze hield op 13 september een volledige Italiaanse divisie gedurende vijf uur in bedwang.
Op 21 september 1870 werd het Pauselijk leger ontbonden en zijn soldaten huiswaarts gestuurd.
Tussen 1860 en 1870 melden zich ongeveer 10.000 vrijwilligers (3.181 Nederlanders, 2964 Fransen en 1.634 Belgen). Bij de Belgen (voornamelijk Vlamingen) worden de verliezen geschat op ongeveer 120 man, een twintigtal tijdens de gevechten en de rest door ziekte of ongeval.
Het Dendermondse weekblad “De Onpartijdige” van 8 maart 1868, n°2309, vermelde volgend feit:
“Het komiteit der pauselyke werken, heeft uit Rome verscheidene voorwerpen ontvangen, aen vlaemsche zouaven toebehoord hebbende, die voor de zaak van Pius IX roemryk zyn gesneuveld. MM de graef de Villermont, hertog van Ursel, graef van Bergeyck en Jos. De Hemptinne, hebben aen M. den generaal baron d’Erp en aen den graef d’Alcantara verscheidene dezer voorwerpen ter hand gesteld van Walran d’Erp en Carlos d’Alcantara. De kogel, die den dood van dezen laetste heeft veroorzaekt, is in een juweeldoosken gesloten. Men begrypt de aendoening der familiën, toen zy deze kostelyke overblyfsels ontvingen.”
Ondanks zijn naam, was deze krant wel uiterst katholiek gericht.